Achteraf weet ieder wat Integriteit is … vooraf kent niemand de grens
Veel integriteitsproblemen in het openbaar bestuur, voor fraude geldt hetzelfde, lijken veroorzaakt te worden als drie functionaliteiten al door de wetgever door elkaar zijn gehaald. Die functionaliteiten zijn:
- overheidssturing en/of overheidsbeleid;
- instellingsbestuur en -management, inclusief intern toezicht en medezeggenschap;
- overheidstoezicht en control op rechtmatigheid en doelmatigheid van handelen.
Als de wetgever er niet in slaagt om hierin duidelijker onderscheid te maken, dan zullen bestuurders deze functionaliteiten ook vermengen. Nu al zijn er raden van bestuur die feitelijk vooral bezig zijn met supervisie en toezicht, en raden van toezicht die geregeld stiekem meebesturen. Als dan tevens “oude” normen en waarden worden gedereguleerd, gezelfreguleerd, of geregeld in “gekantelde” toezichtverhoudingen, resteert een debat over ‘wie benoemt wie’. (De parlementaire behandeling van het wetsvoorstel Versterking bestuur (TK 31 821), toont dit ook weer aan). Een debat over hoger onderwijsbestuur verdient echter meer dan dat.
Wat voor conclusie moet de lezer hieruit trekken en meenemen naar het volgende stukje? Hieruit blijkt: beleid is geen bestuur; bestuur is geen toezicht. Wetgever, bestuurder en controleur moeten die onderscheiding goed inprenten en op verstandige wijze in de bestuursstructuur verankeren.