Geldstromen en Beleidsruimte

Dames en heren,

Geldstromen en BeleidsruimteEr is niet veel meer geld uit het bedrijfsleven te halen zoals de Onderwijsraad denkt. Ook niet op termijn en voorlopig eerst minder.
De OCW begroting beloopt circa 35 miljard, waarvan ruwweg een derde voor hoger onderwijs en wetenschap is bestemd. Dat is 12 miljard. Daar komt nog wat ander overheidsgeld bovenop. Schattingen over noodzakelijke bezuinigingen gaan tot 20 miljard: dat is dus minimaal 3 miljard voor OCW. Ik zie daarom de overheidsbezuiniging die het hoger onderwijs de komende tijd wacht, oplopen naar bedragen tussen de 750 miljoen en 1 miljard. Minimaal.

Dan kan ik nu beginnen met de boekpresentatie. Geldstromen en Beleidsruimte is namelijk voor goede èn slechte tijden; bestand tegen jaren van bezuinigen èn – extra – investeren.

Wij vonden al langer dat er iets te lezen moest komen over de samenhang tussen geld, beleid, bestuur en recht. Politiek, economie, geld, diploma’s – al het verkeer tussen mensen – rusten op vertrouwen. Onze belangrijkste financiers, de belastingbetalers, vertrouwen dat wij goed samenwerken in het belang van hun economie en het onderwijs aan hun kinderen. Samenwerking en vertrouwen zijn ijkpunten in ons boek. Bij toenemende geldkrapte worden die nòg belangrijker, maar komen ook onder hogere druk.

We hebben effecten geanalyseerd van allerlei beleidscombinaties die de loop van geldstromen naar en binnen de instellingen beïnvloeden. Beleidscombinaties rond onderzoek, onderwijs, student, organisatie, en de juridische vertaling. Internationaal vergeleken. We stellen tot slot een aantal andere combinaties ter discussie, met als achtergrond: minder prikkels, meer dynamiek èn meer stabiliteit, meer samenwerking, meer innovatieve kracht … meer vermogen in alle betekenissen van dit woord: inkomsten, kapitaal, kennis, energie en slagkracht.

Hoger onderwijs en wetenschap hebben altijd te maken met sterke stromingen in het beleid. En geldtekort bij elk economisch tij. Maar wij zien in het beleid en de wetsuitvoering ook een tekort aan beleidsruimte. Er is in het hele onderwijsspectrum grote behoefte aan maatwerk, met name in hbo-opleidingen, voor niet-cohort-studenten en voor de leeftijdsgroep boven 25. De programmeervrijheid is, juist daar, sterk beknot. Dat strookt niet met de ideeën achter de WHW.
Instellingen krijgen bovendien meer concurrentie van bijvoorbeeld on-line programma’s, al dan niet opgezet vanuit bedrijven, met als recent voorbeeld de School for the future van NASA & Google. Ook de OESO constateerde dat het Nederlandse bestel onvoldoende wendbaar is, onvoldoende weerbaar. Beperkingen van inrichtings- en programmeervrijheid worden in de wijzigingsvoorstellen WHW, niet opgelost, maar bijvoorbeeld met een innovatie-experimenteer-artikel de facto juist verder beperkt: verstatelijkt en versteend. Als U moet gaan innoveren bij amvb, kan de conclusie alleen zijn dat het beleid knelt.

Onze opleidingen zijn in orde, moeten hooguit meer bieden voor een diverse onderwijsvraag. Maar we moeten ook bedenken dat mismanagement, schandalen, en nu de kredietcrisis, ook niet zijn voorkomen door onze hoger opgeleiden. Onderwijs raakt direct de scheppende kracht van mensen, inclusief hun destructieve zijde. Dit moeten instellingen zich aantrekken als zij onderwijs maken. Sommige vinden dat tot 20% van hun populatie naar residentieel toponderwijs moet. En wat gebeurt er dan met de overblijvende 37% aan Lissabondoelstelling? Wat zijn eigenlijk de drivers van ons aanbodbeleid? Genereert ons besturingssysteem wel voldoende rationaliteit?

Dit is óók een verantwoordelijkheid: het besef dat geld een middel is.
Geld volgt de Taak. Het is niet de bedoeling dat Taak steeds achter Geld moet aanhollen, maar dat is wèl wat vaak gebeurt, bijvoorbeeld door beschikbaarstellen van kleingeld voor klein beleid, terwijl dat relatief duur is en relatief gering en kortdurend effect heeft. Niet voor niets is er principieel verschil gemaakt tussen duurzame bekostiging en kortlopende subsidie. Een verschil overigens dat de Raad van State ontkent.

Er zijn belemmeringen weg te nemen voor de innovatiekracht die we van het ho verwachten, en voor ambities die uni-ho zelf hebben. Mag ik nog een paar denkpistes uit het boek aanstippen.

- Het onderwijsbekostigingsmodel gaat qua eenvoud de goede kant op, maar het proces van afwegen van rationaliteit – wat waarom wordt bekostigd – kan veel beter.

- In Onderzoek Nederland zei Lundqvist eind januari: “Het universitaire onderzoek in Nederland is van hoog niveau, maar het onderzoekbestel wankelt. De minister zou moeten regisseren, niet sturen.” Wij zien de minister meer als dijkgraaf. In het boek leggen we die titel uit, maar wat ik ter ondersteuning wil zeggen, is dat in de Summary Innovation Index die beeld geeft van de innovatiekracht van 38 landen, Nederland op .48 parkeert, bij een EU27-gemiddelde van .45 en Zweden als koploper op .73. Echt zorgelijk is dat NL onderaan hangt, met tussen 2000 en 2006 een nulgroei van het percentage bbp dat aan R&D is besteed. Rond 1,75% waar 3% het streven en 2% de benchmark is. België doet het gelukkig niet veel beter.
Een gezamenlijke innovatie en investeringsbank kan die slechte cijfers opkrikken. Bankiers en financieel-economen kunnen tegenwerpen dat docenten, wetenschappers en studenten niet moeten gaan bankieren. Maar juist zij moeten de komende tijd eens wat bescheidener zijn. De geschiedenis van de Boerenleenbank eens lezen. Terwijl u bezuinigt. U weet: de meeste banken zijn ooit ontstaan op initiatief IN een maatschappelijke sector, VANWEGE een financieringsprobleem, of als “community bank” zoals veel ooit gezonde locale Amerikaanse banken.

- Studiefinanciering. Die werkt prima, maar moet in samenhang met collegegeld en overige eigen bijdragen worden bezien. Dat kan door invoering van een zuiver studieleningstelsel, tegelijk met afschaffing van het collegegeld voor de initiële studieduur, dat daarna maandelijks gefaseerd oploopt tot commercieel tarief. Hoe hoog dat dan exact kan zijn, is een nader te bespreken zaak.
Als wij pleiten voor een studieleenstelsel, moet dit worden begrepen als de omschakeling naar een goed gefaciliteerd studiespaarstelsel. Zo kun je op termijn zowel de financiering van de student als van de instelling verbeteren. Wij sparen toch ook voor onze oude dag? Of voor een auto of vakantie? Waarom dan niet voor onze studie en behoud van employability? Waarom kan dat niet fiscaal aantrekkelijk? Een leven lang leren is in onze tijd een eerste levensbehoefte geworden. Die samenhang staat dus in verband met ons beeld dat het wij meer vermogen moeten krijgen. Staat in verband met onze contouren voor een coöperatieve bank.

- Wij gaan in op het institutioneel landschap, de bestuurlijk arrangementen en de bestuursorganisatie met als kernwoorden: Markt, Dynamo, Dialoog, Democratie en Rationaliteit.
De coöperatie wordt sinds een paar weken bepleit als goed business model, na het bestuurlijke failliet van praktisch de hele bancaire sector. De universiteit is ouder dan veel rechtsvormen en heeft zich bewezen als eigenstandig type collegiaal bestuursmodel. Collegiaal in de zin van een academische gemeenschap, gericht op ontwikkeling èn continuïteit. Tot 1996 leken universiteit en coöperatie sterker op elkaar dan nu.
Dit academische bestuursmodel is het waard te revitaliseren. Het raad van toezicht-model, en gedragcodes à la Tabaksblat en Frijns hebben zich niet bewezen. Niet als toezichtmechanisme en niet als waardetoevoegend besturingsmechanisme. Het corporate bestuursmodel toont heel beurse plekken bij banken, bedrijven, woningcorporaties, gezondheidszorg … en in het onderwijs, onder andere in het dossier fraude en rekenschap.
(Tussen haakjes: een aantal aspecten in dat dossier belichten wij heel anders dan de Raad van State. Kort gezegd: de Raad van State kan beter alleen wetsadviseur zijn en niet tevens hoogste bestuursrechter. Het Parlement heeft momenteel de kans die fout in onze Trias Politica te repareren).
Het raad van toezicht-WOR-model biedt ons geen optimaal bestuursmodel en zeker niet het onderwijs en de wetenschap. Datzelfde geldt voor de maatschappelijke onderneming en het wetsvoorstel Versterking bestuur dat minister Plasterk net voor Kerst heeft ingediend. Die roepen vraagtekens op. Vertrouwen is goed; Controle ook … maar Toezicht lijkt soms teveel op Toekijken. Dit leidt tot een publiek vacuüm in bestuursketens, en kent een democratisch tekort door het coöptatiesysteem. Dit veroorzaakt ook gaten in interne bestuursmodellen en de control, èn ook weer minder beleidsruimte. Soft law leidt bovendien tot een houding om afwijking ervan niet te hoeven uitleggen. U hoeft de kranten maar op te slaan.

Dames en heren. Meer geld is er dus voorlopig niet; dat is – zuur gezegd – op de bank gezet. Maar ook zonder crisis zou er onvoldoende geld zijn voor alle ambities van instellingen en alle verwachtingen van overheid, studenten en bedrijven.
Bij geldkrapte wordt een te krappe beleidsruimte voor besteding van overheidsgeld nòg nijpender. En dus moeten de programmeervrijheid èn financieringsvrijheid worden vergroot, net als in de bezuinigingsjaren tussen 1986 en 1992.
Gemiddeld levert een hbo diploma 30% meer salaris op dan een mbo, een universitair diploma nog eens 30% meer. Om de individuele en collectieve vermogensverdamping op te vangen, is onderwijs een goed middel. Er wordt om de crisis te boven te komen, terecht een beroep op onderwijs en wetenschap gedaan. Om dat waar te maken is meer beleidsruimte, programmeervrijheid, nodig.

We moeten ons goed realiseren dat publiek geld niets meer is, dan gecollectiviseerd privaat geld, en altijd schaars blijft. We moeten dus geen gekke dingen doen maar wél wat verzinnen om meer geld aan daadwerkelijk onderwijs en onderzoek te kunnen besteden, ons VERMOGEN te vergroten, meer koppen voor de klas te krijgen, kwaliteitsverbetering minder te belemmeren, en hebzucht-prikkels binnen de perken te houden.
Het gaat om gelijke ontwikkelingskansen voor instellingen en studenten: om een slimme inrichting van het landelijke bestel. Subjectieve prikkelmodellen, innovatie bij amvb en klein beleid verstoren de natuurlijke dynamiek. Meer dan een objectief eerlijk landelijk verdeelmodel moet een bekostigingsmodel niet willen zijn. Inhoudelijke ideeënrijkdom berust vooral – maar niet alleen – bij instellingen. Ook is een goed en actief ministerie nodig. Dat hebben wij, maar zoals alle organen heeft ook OCW soms moeite om te onderkennen en toe te geven dat het een fout heeft gemaakt en om die fout dan te corrigeren.

Een democratie bestaat in essentie uit eerlijke spreiding van macht, kennis en geld, en een vrij verkeer. Het spreidingsinstrument is niet geld, maar beleid, organisatie en het recht. Daarover gaat Geldstromen en Beleidsruimte. En over vergroting van de geldstroom door meer samenwerking met minder gedoe, en als nieuwe geldstroom een coöperatieve spaar- en investeringsbank van instellingen en onderwijsafnemers, zodat het geldstroomgebied van de instellingen, onder de streep ook tot meer stabiliteit èn meer vernieuwing leidt. Dat is een hele klus, maar niet ingewikkelder dan de verkoop van de gebouwen aan de instellingen en het oprichten van het Waarborgfonds hbo begin jaren ’90.

Dames en heren, mijn mede-auteurs en ik hopen dat dit boek bijdraagt aan verstandige bezuinigingsoperaties en een beter geolied bestel. We hopen ook dat U aan het lezen evenveel genoegen beleeft als wij aan het schrijven, en dat U zich uitgedaagd voelt.

19 februari 2009
(uitgesproken tekst wijkt op een enkel detail af)

Naar publicatielijst Naar boven

View Peter Kwikkers's profile on LinkedIn

HO-Management

De WHW in de toekomst