Indien de politiek niet inziet dat zij met de verwevenheid van wetgevende, uitvoerende en vierde macht zichzelf en een evenwichtig democratisch staatsrechtelijk systeem op de tocht zet, ziet het er slecht uit voor ons systeem van checks and balances. Tenzij de rechterlijke macht de kurk wil zijn waarop de rechtsstaat drijft. Uit democratisch oogpunt bezien kan dat echter nooit de bedoeling zijn: de volksvertegenwoordiging moet die boontjes doppen; daar is het democratisch voor gekozen en daar ligt haar bestaansgrond. De voor het leven benoemde rechter moet niet behoeven te toetsen, maar dit wel kunnen, zonder dat ook rechterlijke benoemingen worden gepolitiseerd (de eerste geluiden die daarop wijzen zijn reeds opgevangen; dat wijst erop dat de hoogleraren eerder gelijk zullen hebben dan de premier). Het zou te gek zijn als alle vier staatsmachten om hetzelfde bot vechten. Een bescheidener opstelling van politieke circuits kan bijdragen aan de noodzakelijke ontvlechting van machten, omdat zij de eerste oorzaak van de vervlechting zijn.

Het vonnis zal -ongeacht de uitspraak in cassatie - niet afdoende zijn om de gepolitiseerde ambtelijke cultuur te veranderen. Er is meer nodig: een nuttige en leerzame 'hobby' voor ambtenaren als alternatief voor de politiek. Eén die hen vooruit helpt. Anders rest een schrale troost, omdat van de hobby geen werk meer kan worden gemaakt en niet aan de carrière bijdraagt. Na wat meer onthechting kom ik hierop.

Onthechting

Aan vele voorbeelden is te zien dat ons politiek/ambtelijk besluitvormingssysteem qua snelheid en inhoud imperfect is en vanuit bedrijfsmatig oogpunt onvoldoende scoort. Dat is een kwaal met een prijskaartje.

Inherent aan een democratisch systeem is een overheid als dure belangenafwegingsmachine. Minder maar beter overheid is met voortzetting van huidig beleid boerenbedrog; de overheid staat over de gehele linie voor een grote kwaliteitsval, want zonder echte vermindering van regels en ontbureaucratisering is geen goedkoper apparaat mogelijk. Innovatie eist een innovatie stimulerende cultuur. Omdat cultuur zoals gezegd niet direct te beïnvloeden is, is een tussenstap nodig: structuurverandering met cultuurverbetering als beleidsdoel.

Twee ingrepen in de Nederlandse Triasstructuur zijn denkbaar. De eerste is een Amerikaans systeem waarbij de ambtenarij vrijwel volledig wordt vervangen als een nieuwe president wordt geïnstalleerd. Dit systeem is ook in Nederland zeker denkbaar, voor zover het politiek gevoelige posities betreft. Het is -althans in de VS- een vorm van job rotation waarin de private sector meeroteert. De tweede is een systeem waarin na een kabinetsformatie de Rijksdienst wordt geherstructureerd (het is voldoende om drie of vier vaste structuren te laten alterneren). Mutatis mutandis: een onderwijsinstelling herverdeelt de taken van het ambtelijk apparaat elke x jaar grondig. Dat werkt beter dan een permanente staat van reorganisatie en is uit een oogpunt van personeels beleid te prefereren. N a de kabinetsformatie van 1982 heeft een departementale herindeling plaatsgevonden waarbij zo'n 4000 ambtenaren en 12,3 miljard gulden van departement wisselden. Dit was een sterk politieke herindeling, maar het toont aan dat dergelijke operaties praktisch mogelijk zijn (ook bij taakverschuiving zonder dat ambtenaren met die taak meeverhuizen).

Deze twee ingrepen zijn radicaal en dus moeilijk haalbaar. Ook moeten nadelen worden gemitigeerd. Bijvoorbeeld het in de VS -maar ook in Groot-Brittannië met zijn job-roterende civil service- bestaande probleem van continuïteit. Tevens is het de vraag of Nederland over voldoende talent beschikt dat aan een dergelijke stoelendans wil meedoen. Een baan in het bedrijfsleven biedt dan namelijk meer salaris en meer zekerheid. Het kan dus alleen functioneren als er werkelijk sprake is van uitwisselbare culturen, waarin het bedrijfsleven ex-ambtenaren accepteert en andersom.

De ondernemer-ambtenaar

De ondernemende universiteit is nu het gevleugelde begrip. Elke onderwijsinstelling afficheert zich als ondernemend, maar het is geen onderneming en zal dit -gelet op haar maatschappelijke taak- ook niet kunnen worden. Het is eigenlijk alleen een organisatiestructuur die gelukkig weinig relevant is voor de output. Die wordt immers bepaald door de mensen die de core-business doen en door de cultuur die heerst. De instelling van hoger onderwijs moet in haar taakopvatting geen onderneming zijn, maar in haar taakuitoefening als een onderneming handelen. Het ambtelijk product dient -open deur- aan hoge kwaliteitseisen te voldoen, nieuwe wegen aan te geven, ondernemersrisico's in te schatten en te nemen. Kortom: niet de institutie, maar de werkers in de institutie dienen ondernemend te zijn, anders verschuilt men zich achter een façade. Mentaliteit en cultuur moeten gericht zijn op belonen van initiatief en niet op het inkapselen van zogenaamd bedreigende activiteiten. Een 'concurrentiestrijd' tussen de politieke en de ondernemende ambtenaar, zal de politieke ambtenaar -gezien het spanningsveld waarin de ambtenaar nu verkeert- winnen als de cultuur niet fundamenteel verandert. De actoren politicus en ambtenaar behoeven daarom een derde compagnon: de ondernemer-ambtenaar.

De ondernemer-ambtenaar kijkt verder dan politieke belangen, heeft gevoel voor bedrijfskundige problemen en kan doorlopend uit eigen ervaring putten. De ondernemer-ambtenaar draagt bij aan een betere uitwisselbaarheid en een betere communicatie van werknemers in publieke- en private sector. De ondernemer-ambtenaar is iemand met ondernemend bloed, heeft misschien zelfs -part time of als nevenwerk- een voet in het bedrijfsleven. Zolang hij maar geregeld de kruitdampen van bedrijfsmatige activiteiten ruikt. Net zoals de politicus-ambtenaar de kruitdampen van de politiek ruikt dus. Een wederzijdse bevruchting van publieke- en private culturen, kan voor de ambtelijke dienst een bevrijding betekenen van het traditioneel theoretisch-academisch denkkader. Het kan de dynamiek van de ambtelijke dienst versterken, zonder dat de continuïteit van beleid gevaar loopt, kan de noodzakelijke ontvlechting met de politiek bevorderen en kan een zakelijker dienst opleveren die minder wordt beheerst door de status quo van gevestigde belangen. Het zal meer zelfbewustzijn kunnen vertonen en het herstel van een 'ambtelijk evenwicht' kunnen bevorderen. Zonder dat de ambtenarij echt vierde macht wordt, zal ze onafhankelijker tot output moeten kunnen komen. De bestuurskracht lijdt te vaak onder onderlinge competentiestrijd die terug te voeren is tot verschillen tussen politici-ambtenaren. Ook om die reden is een cultuuromslag naar een a-politieke zakelijke ambtenaar vereist.

Naar publicatielijst Previous - 1 2 3 4 5 6 - Next Naar boven

View Peter Kwikkers's profile on LinkedIn

HO-Management

De WHW in de toekomst