Fraude rond bekostiging nadert einde; over bochten en rechte stukken
Het weblog “Over hoger onderwijs” van de secretaris-generaal van OCW kwam vanuit zijn vakantieadres in Oostenrijk:
“In plaats van de minister sprak ik op een mini-congresje in Amsterdam over de kredietcrisis en de gevolgen voor het hoger onderwijs. Meestal begin ik te zeggen dat de minister niet kon en dat hij graag – bij dezen – een joker had ingezet. Zo voel ik mij ook vaak. De mensen komen naar een happening om de minister of de staatssecretaris te zien en even aan te raken. Soms letterlijk de bewindspersoon van de televisie even heel dichtbij te ervaren. Ik heb in het verleden in heel wat zalen gezeten waar de minister werd verwacht en er een ambtenaar in diens of in dier plaats de honneurs kwam waarnemen. Het publiek is altijd teleurgesteld, niet in de laatste plaats door de meest tranentrekkende presentaties van ambtelijke plaatsvervangers bij wie het charisma niet te zien was. Ik weet zeker dat men enthousiaster was geweest met Plasterk, maar ik heb mijn best gedaan om zo goed mogelijk te acteren. Het boek dat ik aannam van Peter Kwikkers (voorheen OCW) ging over beleid en geld. Een bijna-standaardwerk. Jammer dat het boek volledig uit de bocht vliegt over de hbo-fraude. In het boek wordt gesproken over incidenten die we veel te serieus hebben genomen. Ik heb gepoogd fijntjes op te merken dat een € 90 miljoen terugvordering op het Schutte-dossier vanwege fraude niet alleen maar op incidenten is gebaseerd.”
Reactie
De secretaris-generaal zei dit laatste ook op de conferentie Financiering en omdat het een belangrijk onderwerp is, is een reactie op deze ontkenning dat er iets aan de hand is op zijn plaats.
Het algemeen compliment van “bijna-standaardwerk” is mooi. En dat geldt ook zijn bereidheid op zo’n korte termijn in te springen voor de minister: het gevoelde ongemak is echt niet nodig. Natuurlijk stelt de SG, kort door de bocht, dat wij met een hoofdstuk waarin we uitvoerig het gehele bekostigingsrecht, de wetsystematiek en een lading rechterlijke uitspraken bespreken, uit de bocht vliegen. Waarom zien hij en wij dit anders? En zien wij dit eigenlijk wel anders? Natuurlijk: door zijn inspringen op korte termijn heeft hij Hoofdstuk 11 (het langste en meest ingewikkelde hoofdstuk van het boek) niet kunnen doorgronden. Maar dan is extra zorgvuldigheid wel geboden.
Nu inhoudelijk op vier rechte stukken:
1. Het eerste bod aan terugvorderingen bedroeg circa 110 miljoen, het Schutte-rapport leidde tot circa 90 miljoen, het bedrag van terugbetalingen bedraagt de helft: ongeveer 55 miljoen. Nog steeds de moeite waard, zij het dat een groot deel ervan in de portemonnee van de Landsadvocaat en Schutte-accountants is verdwenen. De rest is niet herverdeeld, maar als algemene strafkorting gestort in de Schatkist ter reductie van de overheidsschuld. Nog belangrijker is dat ruw geschat de helft van die 55 miljoen in termen van WHW en overheidsbeleid debatteerbaar is. Wat dan overblijft is de gemiddelde vertrekbonus van 1,5 wanbesturend bankdirecteur. Ook dit –in beide gevallen overigens– betekent zeker niet dat we daartegen niet gerechtelijk zouden moeten optreden. Maar de politiek zag de eerste signalen – de incidenten – als het startschot van een drag-race. En die remt niet voor de bocht.
2. Van der Steenhoven en wij zijn het eens dat die incidenten tot terechte terugvordering leidden. Wij schrijven onder andere (p. 242): “Dat beleidsmatig ongewenst effect en niet legitiem gedrag worden ontdekt en gecorrigeerd is niet bijzonder en volkomen terecht. (…) Dat de (inschrijvings)carrousel geen neveneffect was maar bewust bestuurlijk handelen zonder onderwijskundige meerwaarde, alleen tot doel hebbend inkomsten te vergroten, maakt het in onze ogen onrechtmatig”. Zo vinden wij ook dat het verkopen van aparte masterprogramma’s aan postinitiële studenten, niet tegelijk als bekostigd initieel onderwijs aan de minister kan worden verkocht. Het blijven incidenten: een paar duizend casus op honderdduizenden studentjaren (want dit werk moet per student/per jaar worden bezien). Wij betogen daarom dat elke casus op zichzelf beoordeeld moet worden; niet op basis van een impressie.
3. Van de 55 miljoen zat veel dm3 kind in het badwater. Van ruwweg de helft spoort terugvordering niet met het recht en/of legitiem beleid van OCW en instellingen. Het ging immers in vele gevallen om een vernieuwende onderwijsinrichting, met gebruik van bestaande initiële onderwijsmodules. Het volgen van initiële onderwijsmodules (of dit op initiatief van instelling of student is maakt niet uit) vereist een ‘inschrijving initieel’. En die telt verplicht mee voor de rijksbijdrageberekening. Dubbelgebruik van initiële modules voor verwaarloosde doelgroepen is efficiënt. Het maakt gebruik van overcapaciteit èn trekt mensen die anders niet tot het ho of een initieel diploma geraken. Dat is legitiem en legaal; het zijn al decennialang beleidsdoelstellingen. De inbreuk op dit legitieme domein van programmeervrijheid – ten behoeve van veelbelovende en kwetsbare groepen zoals internationale studenten, doorstroom mbo, mobiele studenten, maatwerktrajectstudenten, evc-ers, om- en bijscholers en leven lang leren studenten – als gevolg van “Schutte”, speelde in de ingegraven emoties rond Rekenschap niet mee. Noel Vercruysse, directeur ho in Vlaanderen, legde op de conferentie (de SG was al weg) uit dat die soorten studenten daar gewoon meetellen. Dat doet België dus veel slimmer. Het is nu nodig dat partijen eens een goed beleidsgesprek voeren aan de hand van casusposities die in Geldstromen en Beleidsruimte zijn geannoteerd, in de context van de bedoelingen van de WHW zoals die is ontworpen op basis van de befaamde HOAK-nota. Dat had al lang moeten gebeuren.
4. Feit blijft dat de Afdeling Rechtspraak ook
zeer ernstige – juridische – fouten maakte met gevolgen voor het
dictum van uitspraken. Een paar voorbeelden; de Afdeling:
- negeert het principiële verschil tussen (korte tijdelijke) subsidie en (lange structurele) bekostiging;
- laat een lex generalis boven een lex specialis (de WHW) gaan: een juridische doodzonde;
- kent de regel niet dat overeenkomsten vormvrij tot stand komen; een onvergeeflijke fout;
- laat hele grieven onbehandeld en motiveert ver onder het vereiste minimum;
- meent dat initiële opleidingen of studenten worden bekostigd, en dat impliceert dat alleen hele initiële opleidingen worden bekostigd op basis van studiegedrag student en niet de eerste inschrijving wordt geteld zoals de wet luidt. Hierdoor wordt het rekenmodel subjectief in plaats van objectief, en sluipt in dat (onbewijsbare, zijdelingse) andere legitieme oogmerken van studenten en/of instellingen aanleiding kunnen zijn toch geld terug te halen.
Het is te hopen dat het rijk universiteiten en hogescholen voor hun taak (art 1.3, en 1.9 WHW; zie hfst. 11) blijft bekostigen, in een juiste verhouding lumpsum- : programma- : afspraakbekostiging (zie hfst. 12) en met eerbiediging van de gegeven inrichtings- en programmeervrijheid. Voor universiteiten en hogescholen betekenen de Schutte-uitspraken de grootste beperking daarvan sinds heugenis; in het economisch tij van nu nòg vervelender dan het al was. De minister veroorzaakt veel te veel collateral damage. Een zwak punt van organisaties, vooral overheden, is dat zij slecht zijn in het erkennen van eigen fouten. Als je zelf uit de bocht vliegt en dat niet merkt, vraag je je af waar de ander in godsnaam naar toe gaat. Maar dit is niet alleen een kwestie van perspectief.
Op de vraag van zijn vrouw ‘Wanneer ga je nou eens een goed boek lezen?’ schrijft de SG een paar blogs verderop: “Ik neem drie boeken mee: ‘De Prooi’, van Jeroen Smit. Het boek dat verplichte literatuur is vanwege onze minister van Financiën, Wouter Bos. ‘Twintig maanden knettergek’ van Ella Vogelaar en haar man Onno Bosma. Dat boek is, denk ik, helemaal niet aanbevolen door de minister van Financiën. En ten slotte de studie van Fasseur: ‘Juliana en Bernhard’”. In Oostenrijk maakte mevrouw van der Steenhoven de alvast koffer open. Tussen de coltruien verstopt lag … Geldstromen en Beleidsruimte. Er is dus hoop.