Legenda:
n hoogte-verloop toelage van normstudent (studieduur vier jaar; regelmatig studieverloop)
b hoogte-verloop toelage bij propedeuse van twee jaar, daarna normaal studieverloop
c hoogte-verloop toelage bij normaal studieverloop tot het tweede jaar, uitmondend in een studieduur van zes jaar (fictief is uitgegaan van een regelmatige studievertraging)
A aanvangstoelage
T trendpunt
Z politiek bepaald punt tussen bodembeurs en maximum totaaltoelage (maandelijks)
4 gift-lening-verhouding bij afstuderen in vier jaar in het bonussysteem
6 idem bij afstuderen in zes jaar
b4 gift-lening verhouding bij keuze voor de bodembeurs en afstuderen in vier jaar
g4 gemiddelde maandelijkse gift bij keuze voor bodembeurs en afstuderen in vier jaar

Er wordt uitgegaan van studievoortgangstoetsing per kwartaal

Schuldbeheersing

De vaststelling van het giftdeel van de studie-staker -en dus van diens studieschuld- zou kunnen geschieden aan de hand van dezelfde lijn die geldt voor degene die in zes jaar afstudeert (in de grafie aangeduid met cijfer 6), of zelfs een lijn met een vlakker verloop, waardoor het financiële risico van studiestaking verder in de richting van de student wordt verschoven. Doordat het gift-aandeel in de totale toelage langzaam stijgt, wordt in het hier voorgestelde systeem de studiestaking vooral door de student betaald. Dit is echter niet onredelijk, omdat hij of zij verantwoordelijk is voor een (juiste) keuze van de studie, het al dan niet voortzetten ervan en het studie-tempo.
Het maximum totaalbedrag èn het gift-deel dat aan studietoelage kan worden ontvangen, zullen voor degene die vier jaar studeert iets groter moeten zijn dan voor degene die er zes jaar over doet. Van de bonus, de aanvullende toelage, moet immers een aparte stimulans uitgaan. Voor het overige gaat het in de eerste plaats om afstuderen. Het voordeel van snel afstuderen in absolute bedragen, zit met name in de hoogte van de terug te betalen schuld. Ook nu is dit in feite zo, zij het dat deze sanctie blijkbaar niet voldoende effect sorteert. De renteloosheid van de lening en de kennelijke onbekendheid met de werking van het huidige stelsel zijn ongetwijfeld oorzaken daarvan, maar belangrijk is waarschijnlijk ook dat het systeem niet 'doordringend' genoeg is.
Het is hoog tijd dat studenten hun studieschuld beter gaan beheersen en ook kunnen gaan beheersen. Zo de situatie niet erger wordt: vele bursalen zien een flink deel van hun inkomen -in de toekomst al snel 10% of meer- tien tot vijftien jaar lang naar 'Groningen' verdwijnen. Op een totaal van 236.000 tot terugbetaling verplichte personen, is aan ongeveer 16.500 uitstel van betaling verleend en aan ongeveer 21.000 een afwijkende regeling toegestaan. Tegen 2 á 3% van het totaal, dus 6.000 à 8.000 personen, loopt een gerechtelijke invorderingsprocedure. Dit betreft cijfers van eind 1983, de laatst beschikbare. Verwacht mag worden dat voor 1984 en daarna, gelet op de toenemende werkeloosheid onder academici en vooral onder hen die pas zijn afgestudeerd, deze cijfers nog aanmerkelijk zullen stijgen.
De in dit stelsel verkregen invloed op de, nu meestal tegenvallende, financiële verplichtingen na de studie, kan betekenen dat men zich tijdens de studie beter bewust zal zijn van de opbouw van de schuld. Voorts wijs ik op het intrinsieke voordeel van invloed op eigen levensomstandigheden.

Het stelsel laat trouwens ook toe dat de student niet kiest voor de bonus, maar opteert voor de bodembeurs of een andere constante waarde van de maandelijkse toelage. Dit betekent dat er in feiten een stelsel naast het bonussysteem komt te staan. Reden voor een dergelijke tweesporigheid kan bijvoorbeeld de wens van de student zijn om een vast maandelijks bedrag ter beschikking te hebben en/of om het geleende bedrag laag te houden. Het zou daarom mogelijk gemaakt kunnen worden om slechts het gift-deel op te nemen, en wel door het vastgestelde totale gift-deel voor een vier- tot zesjarige studie het maandgemiddelde te berekenen, welk bedrag dan gedurende de studie wordt uitgekeerd. Dit zou dan op zijn beurt een bodem in de bodembeurs leggen.
Bij een dergelijke constante waarde van de toelage is de prikkel niet meer gericht op de verkrijging van een hoger “inkomen” tijdens de studie, maar slechts op het eindresultaat -afstuderen- èn de resulterende gift-lening-verhouding. de korte-termijnprikkel is dan verdwenen en de student speelt op safe . Daar het bonusstelsel naast een anderssoortig systeem blijkt te kunnen bestaan, is het heel wel mogelijk om met het bonusstelsel een experiment uit te voeren, ook indien de plannen van minister Deetman worden verwezenlijkt.

Sluitstuk van ook dit stelsel, vooral gericht op degenen in bijzondere situaties, is een rentedragende lening tegen marktrente. Deze kan onder meer uitkomst bieden indien er bijvoorbeeld instrumenten of materialen moeten worden aangeschaft en de bodembeurs tekortschiet, terwijl er(nog)geen aanvullende toelage is opgebouwd. Het moet dus worden gezien als een noodvoorziening. Overigens moet naar mijn mening een dergelijke lening zoveel mogelijk worden voorkomen. Men kan zien aankomen dat een studie wordt aangevangen en men kan enig idee hebben van de kosten die dit met zich meebrengt; tevoren kunnen dan ook middelen worden gereserveerd. In het HBO-journaal van september 1984 is een sterk staaltje gegeven van uit de hand lopende studieschulden bij rentedragende leningen; beperking van dit soort leningen zou een meer expliciete doelstelling van overheidsbeleid moeten zijn. Daarom kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de eerste maanduitkering hoger zal zijn dan de bodembeurs, om enigszins te voorzien in de aanloopkosten zoals verhuizing of introductie (punt A in de grafiek).

Naar publicatielijst Previous - 1 2 3 4 - Next Naar boven

View Peter Kwikkers's profile on LinkedIn

HO-Management

De WHW in de toekomst